U gebruikt een verouderde browser. Update uw browser voor een betere en veiligere ervaring.update

Geen verzwaarde stelplicht in het Arbeidsinspectie-arrest: is dit wenselijk?

In een arrest van 4 april 2014 heeft de Hoge Raad voor het eerst een wegbeheerder belast met de verzwaarde stelplicht.[1]

In de vrijwaringsprocedure tussen Reaal en de Gemeente Deventer stelt Reaal dat er sprake is van een gebrekkige weg op grond van artikel 6:174 BW en dat de gemeente het gebrek eenvoudig en weinig kostbaar had kunnen wegnemen.

De gemeente verweert zich door (onder andere) te stellen dat vanwege de beperkte financiële middelen van haar geen maatregelen gevergd konden worden om de gebrekkige toestand van de weg te verhelpen.

Met betrekking tot dat verweer heeft de Hoge Raad de gemeente met een verzwaarde stelplicht belast.[2] Het gaat hier immers om informatie die eiser niet kan verkrijgen en geheel in het domein van de gemeente ligt.

Het Arbeidsinspectie-arrest: geen verzwaarde stelplicht

In een arrest van 2 juni 2017[3] stelt een asbestslachtoffer voor het eerst[4] de Staat – in het bijzonder de Arbeidsinspectie – aansprakelijk vanwege (onder andere) algemeen toezichtsfalen in het kader van de naleving van het asbestverbod.[5]

Volgens eiser rust er op de Staat bij het verweer dat wél aan de algemene toezichtsverplichting is voldaan, een verzwaarde stelplicht. Het gaat bij uitstek om informatie – kennis over de uitgevoerde controles –  die in het domein van de Staat liggen.

De Hoge Raad beslist hier echter dat geen plaats is voor de verzwaarde stelplicht.

Is dit arrest juist?

Kan het Arbeidsinspectie-arrest van 2 juni 2017 in vergelijking met het arrest Reaal/Deventer van 4 april 2014 als juist en wenselijk worden beschouwd?

Financiële middelen

In het arrest Reaal/Deventer betreft het de risicoaansprakelijkheid van de wegbeheerder op grond van artikel 6:174 BW. De wegbeheerder kan als primaire dader worden aangemerkt wanneer de onder zijn toezicht vallende weg, onveilig is en een ongeval veroorzaakt.

Bij de beoordeling van de gebrekkigheid van de weg, spelen de financiële kaders waarbinnen de gemeente zijn beleidsdoelstelling tracht te realiseren, een rol.[6] Het aspect ‘financiële middelen’ behoort daarmee tot een grondnorm van artikel 6:174 BW zodat eiser van dit aspect het bewijs dient te leveren.[7]

Reaal zal het aspect financiële middelen echter niet kunnen bewijzen doordat deze informatie zich enkel en alleen in het domein van de gemeente bevindt.

Verzwaarde stelplicht

In dit kader is het wenselijk om een uitzondering te maken op de hoofdregel en de gemeente met een verzwaarde stelplicht te belasten.[8] Gebeurt dit niet, dan kan vanwege de bewijsnood waarin eiser verkeert, de materiële norm niet worden verwezenlijkt en kan aansprakelijkheid niet worden aangenomen. Het materieel recht zou dan door het procesrecht een ‘lege huls’ worden.

In het Arbeidsinspectie-arrest, waar het een schuldaansprakelijkheid betreft[9], oordeelt de Hoge Raad dat eiser onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit het algemeen toezichtsfalen volgt.[10] Dit is in lijn met de terughoudendheid die geldt bij de aansprakelijkheid van de overheid als zijdelings laedens.[11]

Het is juist dat de stelplicht voor het toezichtsfalen op eiser rust, maar het is mijns inziens – gezien de complexe feitelijke structuren waarin het toezicht zich afspeelt – niet redelijk hoge eisen te stellen aan het bewijs daarvan. Het is dat kader voor de Staat eenvoudiger om aanknopingspunten voor bewijslevering te verschaffen.

Conclusie

Gezien de verschillen tussen beide arresten: een risicoaansprakelijkheid van de wegbeheerder als primaire dader versus schuldaansprakelijkheid van de overheid als zijdelings laedens waarbij terughoudendheid is geboden, en het oordeel van de Hoge Raad dat eiser in het arrest Reaal/Deventer wel en eiser in het Arbeidsinspectie-arrest niet heeft voldaan aan zijn stelplicht,[12] acht ik de uitkomst van het arrest van 2 juni 2017 juist.

Echter, vanwege de processuele ongelijkheid tussen partijen waarvan in beide arresten sprake is en het beginsel van ‘equality of arms’ dat in de modernisering van het bewijsrecht een belangrijke rol heeft[13], was het mijns inziens wenselijk geweest ook in het Arbeidsinspectie-arrest de sterkere partij met de verzwaarde stelplicht te belasten.

Bronnen:

  • [1] HR 4 april 2014, NJ 2014/368 (Reaal/Deventer).
  • [2] De verzwaarde stelplicht brengt voor de partij op wie niet de bewijslast rust, de verplichting mee om in het kader van zijn voldoende gemotiveerde betwisting, de eiser nadere feitelijke gegevens of aanknopingspunten te verschaffen ten behoeve van diens bewijslevering. De bewijsrisicoverdeling verandert niet, juist vanwege die verdeling wordt een tegemoetkoming nodig geacht. Voor deze verzwaarde stelplicht is plaats wanneer deze betrekking heeft op informatie die zich bij de wederpartij bevindt, althans op informatie die de wederpartij kan bemachtigen. Het is aan de rechter om te beslissen of de verzwaarde stelplicht op zijn plaats is.
  • [3] HR 2 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:987 (Arbeidsinspectie).
  • [4] Conclusie A-G Hartlief bij het arrest HR 2 juni 2017, ECLI:NL:PHR:2017:169.
  • [5] In cassatie spitst de discussie zich toe op de vermeende schending van de algemene toezichtsverplichting ten aanzien van de naleving van het asbestverbod en de waarschuwingsplicht in de periode van 20 februari 1993 tot het eind jaren ’90.
  • [6] HR 17 december 2010, NJ 2012, 155 (Wilnis-arrest).
  • [7] B.M. Paijmans, De verzwaarde stelplicht revisited, NTBR 2016/2, p. 7.
  • [8] I. Giesen, Bewijs en aansprakelijkheid. Een rechtsvergelijkend onderzoek naar de bewijslast, de bewijsvoeringslast, het bewijsrisico en de bewijsrisico-omkering in het aansprakelijkheidsrecht, dissertatie KU Brabant, Den Haag: Boom Juridische uitgeverij, 2001, ISBN 978 9054540687, p. 180. De verzwaarde stelplicht werd voor het eerst echt aangenomen in HR 29 november 1957, NJ 1958/31 (Elkington).
  • [9] I. Giesen, Toezicht en aansprakelijkheid, Deventer: Kluwer 2005, p. 115 e.v.: De Staat handelt onrechtmatig wanneer er sprake is van algemeen of concreet toezichtsfalen waardoor hij ingevolge artikel 6:162 BW aansprakelijk kan zijn jegens door de norm beschermde burgers die door het toezichtsfalen schade lijden. Of de toezichthouder zich als ‘redelijk handelend’ toezichthouder heeft gedragen bij de uitvoering van het algemene of concrete toezicht, spelen de Kelderluik-factoren een rol (HR 5 november 1965, NJ 1966, 136).
  • [10] HR 2 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:987 (Arbeidsinspectie), r.o. 3.4.5.
  • [11] W.H. van Boom en I. Giesen, Civielrechtelijke overheidsaansprakelijkheid voor het niet voorkomen van gezondheidsschade door rampen, DJ 2004/7164, p. 5.
  • [12] Op grond van artikel 150 Rv is het aan eiser om díe feiten of rechten te stellen en – bij een voldoende gemotiveerde betwisting van gedaagde – te bewijzen die nodig zijn om aansprakelijkheid van de gedaagde aan te nemen.
  • [13] Advies van de expertgroep, modernisering burgerlijk bewijsrecht, april 2017, p. 35.

Meer informatie over onze dienstverlening bij letselschade?

Pierre van Geffen

Het beroep van advocaat is mij op het lijf geschreven. Ik adviseer, onderhandel en procedeer. Daarbij stel ik altijd het belang van mijn cliënt voorop en ga ik voor maximaal resultaat.

Neem contact op